Tuesday, 19 June 2007

Zona Colonial


De Mangomaanden gaan sluiten.
Vandaag de mijn laatste dag hier, morgen de reis naar Punta Cana, toeristenland, waar mijn vliegtuig vertrekt.
Net als toen ik verhuisde uit Gazcue naar de Zona Colonial, hier bij mijn vertrek uit het historisch centrum, een serie foto's. Ik ga het missen.
Zona Colonial

Respect to the Skim Icecream Man



Een ode aan de mannen en vrouwen van Skim ice, die met duizenden door de hitte van de stad lopen, met tassen en karretjes met hun waterijs-staven, van die plastic buisjes met waterijs erin, in heerlijke smaken zoals mango, guanabana, papaya en aardbei. Ze kosten 5 peso, een dubbeltje, en zijn fantastisch als je door de drukkende hitte moet lopen en wat verkoeling nodig hebt. En door die zelfde hitte moeten zij ook, de hele dag, dus respect to the skim icecream (wo)man.

Sunday, 17 June 2007

Cementerio de la Avenida Independencia



Oude begraafplaatsen zijn fantastische plaatsen om ronde te wandelen en foto's te maken, vooral op een rustige zondagmiddag. De begraafplaats van Avenida Independencia, op de grens tussen de Zona Colonial en de 19e eeuwse wijk Gazcue, heeft vooral graven uit de jaren dertig en eerder. Vooral heel veel kruizen, de meeste graven simpel, en maar een enkele protserige tombe. Op sommige graven liggen honden. Je vraagt je af of het misschien trouwe honden die waken op het graf van een voormalig baasje zijn. Maar met graven uit de jaren dertig zal dat wel niet, het zijn eenentwintigste-eeuwse zwerfhonden op graven van vroeg-twintigste-eeuwse notabelen.
En dan zie je plotseling iets opmerkelijks, iets bizars, iets Dali-esques: Een grafkruis met een telefoon. Wel, en waarom niet, een directe lijn naar het hiernamaals, handig om contact te houden. Nu maar hopen dat ze daarboven hun telefoonrekening betalen.
Cementerio

Watervallen



Mijn laatste dagen hier, en van het weekend nog een laatste mogelijkheid voor wat toerisme. Bijvoorbeeld de bergen in bij Jarabacoa, op 700 meter aan de voet van Pico Duarte, de hoogste piek van de Cariben. 's Ochtends een fantastische wandeling naar een waterval. Er zijn drie grote watervallen in de buurt van Jarabacoa, en dit, Salto Jimenoa I, is de meest afgelegen, maar ook de mooiste. Een stijle wandeling van een kilometer naar beneden, maar zeker de moeite waard. Achterop een motortaxi ernaartoe, en op de terugweg een lift van een pick-up truck gekregen.
Het plan was 's middags een wandeling omhoog de bergen in te maken, om jullie prachtige foto's van weidse uitichten in de bergen met 3000 meter hoge pieken te laten zien. Maar jammer genoeg brak er een noodweer los, met enorme tropische regenbuien en onweer. Het middagprogramma werd dus geschrapt. Dan moet die bergbeklimming een andere keer, een reden om terug te komen.
Jarabacoa

Friday, 15 June 2007

De Chinezen komen!



Over 20 jaar beheerst China de wereld en spreken we allemaal Chinees. Dat is bekend nietwaar. Nu ja, we zullen zien, maar soms lijkt het wel of de Chinezen overal aanwezig zijn. In de Dominicaanse Republiek heb je geen historische Chinese arbeidsmigratie zoals in Suriname, maar toch heb je er een Chinatown, jawel, in Santo Domingo. Waar ze vandaan komen, geen idee, maar de wijk bestaat al jaren, en niet zo lang geleden heeft de gemeente besloten er een soort attractie van te maken, met poort en al.
Nu is dat misschien wat overdreven. Er zijn inderdaad in die wijk veel Chinese winkels en restaurants, en je ziet een paar Chinezen op straat, maar je hebt nou niet direct het idee dat je je in Shanghai bevindt, of zelfs in Chinatown New York. Of er veel toeristen op afkomen, waarschijnlijk niet, zeker niet als de bouw van de poorten zo langzaam gaat als nu. Maar toch, echt waar, een Chintatown in Santo Domingo.

Thursday, 14 June 2007

Going Gaga



Voor een verslag van mijn tweede bezoek aan Haiti, zie hieronder.

Ik loop een beetje achter, maar net terug uit Haiti nodigde de Brits-Dominicaanse familie me zondag uit om met hen een muziek-festival op het platteland te bezoeken. Een prettige afleiding na een week hard werken. Maar het festival was op zich erg interessant, met religieus geinspireerde traditionele muziek van Afrikaanse invloeden. Er was van alles aan de gang, maar een van de hoogtepunten was een rondlopende en dansende ritmische muziekgroep, een 'gaga' ceremonie, de Dominicaanse variant van de Haitiaanse 'rara', een aan voodoo verwante muzikale ceremonie. Minder dan Haiti heeft de Dominicaanse Republiek een geschiedenis van slavernij en Afrikaanse invloeden, maar je vindt ze zeker op het platteland nog terug. Het festival bestaat enkele tientallen jaren, en richt zich vooral op de muziek, niet zozeer op de religie. Het trekt vooral locals, maar ook een deel in wereldmuziek geinteresseerde stedelingen uit Santo Domingo. Dat zijn dan de meer internationaal georienteerden, de meeste Dominicanen ontkennen zoveel als mogelijk de Afrikaanse roots van het land. Het festival wordt gehouden in Yamasá, ten noorden van Santo Domingo, in ranch-land, met grote landgoederen en een enkele cowboy.
Going gaga

Tap-taps



Port-au-Prince heeft voor zover ik weet geen officieel openbaar vervoerssysteem, maar wel vele informele bussen, in de meest fantastische kleuren. En anders dan in het Noorden in de grote stad niet alleen met religieuze slogans, maar ook met banalere afbeeldingen. Ze zeggen dat de best versierde tap-taps ook de meeste passagiers krijgen. Hier wat foto's:

Monday, 11 June 2007

Een week Port-au-Prince



Ik kwam zaterdagmiddag terug uit Port-au-Prince, en hoewel de reis voorspoedig en comfortabel was, voelde terugkomen in Santo Domingo toch als omhoog komen om naar adem te happen na een week Port-au-Prince.
De heen- en terugreis waren nu een stuk comfortabeler dan via de grens aan de noordkust. Er is een rechtsreekse busverbinding met comfortabele touringcar tussen beide hoofdsteden, en op de heenreis hoefden we niet eens de bus uit bij de grens. Op de terugreis wel, aan de Haitiaanse kant met z’n allen op stoeltjes voor de plaatselijke commandant van politie te wachten tot hij al onze paspoorten had gelezen, met achter hem een gevangene die ons vanachter de tralies nieuwsgierig bekeek. Eeen beetje als in een Western. Aan de Dominicaanse kan moesten alle koffers uit de bus en geopend worden. Ik had geen cocaïne bij me deze keer.
Ook de verschillen tussen beide kanten van de grens waren minder schokkend. Je komt bij de zuidelijke grensovergang van het armste deel van de Dominicaanse Republiek naar het deel van Haiti, ten oosten van de hoofdstad, met de beste infrastructuur. De weg van Port-au-Prince naar de DR wordt door rijke Haitianen gebruikt voor hun weekendjes in Santo Domingo, misschien daarom. Het is wel een landschappelijk erg mooi deel van het eiland, heel anders dan andere delen van de Dominicaanse Republiek, bijna woestijnachtig met cactussen en kale droge bergen.
Santo Domingo - Port-au-Prince - Santo Domingo

Port-au-Prince is een enorme stad, vol geluid en stank, en overal mensen op straat. Door de trek van het patteland naar de stad groeit de stad enorm. De infrastructuur is die van een stad van 200.000 mensen, maar er wonen er 2,5 miljoen. En in 2015 zullen dat er 4,5 miljoen zijn, waarmee het de grootste stad van de Cariben zal zijn, en Havana en Santo Domingo inhaalt, toch ook snel groeiende arme derde wereldland-steden.
Het ontbreken van een functionerende overheid zie je en ruik je op straat. Vuilnis en smerig stilstaand water in gaten en goten is overal. En overal wordt op straat geplast, en ik zag zelfs een verder netjes gekleed meisje haar rok optrekken om open en bloot in de goot te poepen. Op straat loop je van de ene vlaag stank naar de andere.
In tegenstelling tot Cap-Haitien heb ik weinig zelf door de stad gelopen, vanwege de veiligheid, maar ook omdat Port-au-Prince nergens een prettige, rustige, relatief schone oude wijk heeft zoals O’Cap dat wel heeft. Ik had gedurende de week de hele dag een jeepje, met chauffeur/vertaler, een erg aardige 43-jarige mecanicien die frans en een beetje engels spreekt, en regelmatig tijdelijke contractwerk doet voor internationale organsaties. Maar zoals 80 % van de beroepsbevolking is hij doorgaans toch werkloos. Hij was me aangeraden door de Nederlandse consul. ’s Avonds ging hij weer naar vrouw en kinderen, en zat ik opgesloten in mijn hotels. Er is geen straatverlichting, en ik ben wel een keertje een paar blokken verder ’s avonds een ijsje gaan halen, maar erg rettig is dat toch niet. In Pétionville heb je wel een nachtleven met discotheken en uitstekende restaurants, maar daar heb je een auto voor nodig. Mijn nachtleven was dus nogal beperkt, met uizondering van donderdag toen ik een nacht in hotel Oloffson had (beneden meer), waar ze zo vriendelijk waren een concert ín het hotel zelf te organseren.
Het centrum van de stad heeft niets meer van de oude Franse koloniale stad die het ooit was. Met uitzondering van het Champs de Mars misschien, een avenue, nationaal paleis, grasvelden, en veel standbeelden van nationale helden, maar erg veel allure heeft het niet. Interessant is ook de Marché de Fer, een negetiende-eeuwse overdekte markt, oorspronkelijk voor Cairo bedoelt, met wat Arabische elementen dus. Binnenin worden vooral veel Voodoo benodigdheden verkocht; vlaggen, flessen rum, kaarsen, heiligenplaatjes, etc. Voor werk hoefde ik maar een paar keer voor interviews in de stad zelf te zijn, het meeste reportagewerk was in de sloppenwijken en voorsteden, en de meeste interviews in Pétionville. Maar om in de omringende wijken te komen moesten we wel steeds door de stad, met enorme files door het ontbreken van grote doorgaande wegen en de vele mensen op straat. Eén keer moesten we zelfs dwars door een markt heen, waardoor honderden boerenvrouwen met mangos en uien op kleedjes snel hun kleedje op moesten tillen om ons al toeterend erdoor te laten.
Port-au-Prince

In tegenstelling tot de meeste steden in Europa worden oude volksbuurten niet opgeknapt om te worden bewoond door yuppen, maar worden de voormalige wijken van de rijken langzaamaan overgenomen door de sloppenwijken. Bel-Air, honderd jaar geleden de wijk van de rijken, is nu een van de gevaarlijkere arme wijken, en je ziet hetzelfde gebeuren in andere wijken met bouwvallige villa’s. Niet dat er geen rijken zijn, maar die zijn allemaal uitgeweken naar hun enclave op een heuvel 450 meter boven de stad, Pétionville. Je zou het het Beverly Hills of Wassenaar van Haiti kunnen noemen, maar dan zonder straatverlichting, veel stank en vuilnis, en aan de randen eigen sloppenwijken. De echte rijken hebben dan ook hun enorme mansions nog hoger boven Pétionville gebouwd. Maar in Pétionville heb je alle restaurants met uitstekende Franse cuisine, bars en doscotheken, shoppingplazas, en luxe hotels. Ik zat eerst in een simpeler hotel, schoon maar nogal afgeleefde kamers, voor de prijs van een heel goed hotel in de Dominicaanse Republiek. Later in het betere hotel Kinam, met wireless internet, grote kamers met airco, en een restaurant met obers in uniform. Maar ook daar merk je aan dingen zoals ratten die in de struiken rond het zwembad krioelen en vanonder het prachtge tafelkleed van je eettafel vandaan schieten, dat je niet in Cannes bent.
Pétionville

De meest beruchte sloppenwijk van Port-au-Prince, met 400.000 mensen op elkaar gepropt, is Cité Soleil. Tot voor kort was het een absolute no-go area, maar het is nu relatief rustig, en met begeleiding kan je er als burger zonder al te veel gevaar in. Cité Soleil ligt in een vlakte aan zee, loopt altijd onder water als het een beetje flink regent, en is enorm heet. Overdag is het er in de zinken hutjes niet uit te houden. Binnenin die hutjes is niks, een betonnen vloer en een matras, met soms families van twintig mensen op een totaal woonoppervlak zo groot als mijn voorkamer.
Waar ontbossing, en daardoor erosie, in Haiti een groot probleem is doordat de meeste mensen geen andere brandstof dan houtskool kan betalen, kunnen de mensen van Cité Soleil ook dat niet betalen, en stoken hun vuurtjes voor eten met oude autobanden en plastic auto-onderdelen als brandstof. De stank van de vuurtjes tegen de stank van de open riolen.
Er is natuurlijk geen electriciteit, maar ook geen stromend water, behalve op enkele centrale punten. Maar ook daar is meestal maar om de dag water. Dat betekent dat op andere dagen drink- en waswater moet worden gekocht, onbehandeld vies en ongezond water in flessen van 20 liter voor 10 gourdes, een kwartje. Na die uitgave is er dan op die dagen geen geld meer over voor eten, aldus een moeder van acht kinderen die ik sprak. Ze was 27 maar zag eruit als 47.
Het bezoek maakte grote indruk op me, en het gaat om zoveel mensen, met zo weinig hoop op verbetering. En dan vestigen de sloppenwijkbewoners ook nog hun hoop op de verkeerde politici; allemaal willen ze dat Aristide terugkeert, die nam het tenminste op voor de armen. Ja, in zijn speeches, inderdaad, maar ondertussen vergaarde hij, onder meer door aftapen van ontwikkelingshulp, een vermogen van 800 miljoen dollar. Mijn chauffeur was het niet met mijn teneergeslagen stemming eens, mensen zoals hij, de lagere middenklasse, hadden het pas moeilijk, zonder werk en met nauwelijks geld om de kinderen naar school te sturen. Die mensen in de sloppenwijken, die waren slecht water, hitte, en het complete ontbreken van een vooruitzicht op iets als werk gewend volgens hem.
Cite Soleil

Andere wijken die ik bezocht zijn Carrefour, met een project voor kinderen die als hulp in de huishouding leven in een situatie die niet anders te omschrijven valt als slavernij.
Carrefour

En voor hetzelfde onderwerp naar Croix-des-Bouquets, een voorstad van Port-au-Prince, beter bekend als centrum van artistieke metaalbewerkers, allemaal met de hand.
Croix des Bouquets

En dan, na een eerder interview met de politiek hoogste baas van de VN in Haiti, vrijdag mee met een patrouille van MINUSTAH, de VN-macht in Haiti. Met Sri Lankese soldaten de wijk Martissant in, de enige ‘red zone’ naast Cite Soleil, waar echt gevochten wordt. In Cité Soleil gaat het vooral om bendes tegen de VN, in Martissant om bendes onderling, veelal uit Cité Soleil verdreven groepen. Erg spannend allemaal, het echte werk, met briefing van de commandant vooraf, en met kogelvrijvest en helm op. Eerst een rit met de jeep door de wijk, waarbij de soldaten de ‘hearts and minds’ van de bevolking proberen te wennen door voortdurend naar kinderen te wuiven met brede Srilankese smiles. Daarna te voet door de smalle steegjes. Een huiszoeking met getrokken pistool, als op straat plotseling alle soldaten beginnen te rennen omdat ze iemand zien wegvluchten, ondervragingen, voortdurend geconcentreerde gezichten van de soldaten, bekende beelden van TV, maar van dichtbij is het flink zweten. Maar volgens de Sri Lankesen was het kinderspel, vakantie, politiewerk. Over twee weken zit hun missie erop, krijgen ze acht weken vakantie, en dan is het terug de jungle in in eigen land vechten tegen de Tamil Tijgers.
Na de patrouille terug op de basis wilden alle soldaten op de foto, kiekjes voor thuis, hun missie zat er bijna op, en het kan natuurlijk dat ze dachten dat ik een beroemde journalist was, maar waarschijnlijker is dat ze vooral de blonde Amerikaanse militaire persvertegenwoordigster interessant voor de foto vonden.
MINUSTAH patrouille Martissant

Naast werk had ik nog wat tijd voor toerisme, zoals een achtend met de jeep hoog de bergen in naar het dorpje Kenscoff, verder omhoog vanuit Pétionville. Het ligt boven de 1500 meter, en was schijnt het een geliefd uitstapje voor de mensen van Port-au-Prince, maar ik zag weinig infrastructuur daarvoor, weekendhuisjes, restaurants en zo. Vanwege het koele klimaat is het vooral een landbouwgebied, met terrasbouw op de steile hellingen. En de uitzichten zijn fantastisch. Ik had maar een uurtje om te wandelen, maar je zou er prachtige trekkings kunnen maken. Al met al is het erg jammer dat vooral de infrastructuur nog ontbreekt, want je zou in Haiti, wellicht in combinatie met de DR, prachtig op vakantie kunnen gaan.
Kenscoff

Een ander toeristisch uitstapje was een nacht in het Hotel Oloffson, niet in het veilige Pétionville maar in downtown Port-au-Prince. Vandaar is het niet zo populair meer, maar de geschiedenis is glorieus. Als je Graham Greene’s Comedians gelezen hebt is het bekend, en in de jaren zestig en zeventig was het het centrum van de hippe jetset die in Haiti feestte. De kamers zijn genoemd naar beroemde gasten, er is een Mick Jagger bijvoorbeeld. Nu is de eigenaar de voorman van de Haitiaanse band RAM, en elke donderdagavond houden ze een concert in het hotel.
Het hotel is tevens het mooiste voorbeeld dat er over is van ‘gingerbread’ architectuur. Ik weet de Nederlandse naam niet, maar het is typisch voor Haiti. Jammer genoeg zijn de meeste gingerbread huizen in exreem verwaarloosde staat, en ook het Oloffson is bepaald geen luxe hotel meer. Maar ruimschoots karakter en het concert was erg leuk.
Hotel Oloffson

Wednesday, 6 June 2007

Bericht uit Port-au-Prince

Een kort berichtje uit Port-au-Prince. Het gaat goed, wat werk betreft, maar Port-au-Prince is duidelijk een stuk grimmiger dan Cap-Haitien. In tegenstelling tot het Noorden heb je hier niet het idee dat je een gebied bezoekt waar je misschien op een avontuurlijke manier best op vakantie zou kunnen, eerder een gebied dat net opklimt uit een oorlogssituatie. Meer zichtbare armoede, en in Petionville, waar mijn hotel is, ook veel rijkdom en enorme contrasten. In tegenstelling to het Noorden ben ik hier steeds met gids/chauffeur/vertaler op stap, zelf erop uit is echt beperkt tot de directe omgeving van het hotel. En dan is de veiligheidssituatie nu een stuk beter dan een half jaar geleden. Van 30-40 kidnappings per dag naar 1 a 2. Per dag ja.
Twee jaar geleden durfden zelfs de VN soldaten de ergste en grootste sloppenwijk Cite Soleil niet in, met een half miljoen mensen op elkaar gepropt. Vandaag was ik er met mijn chauffeur, speciale begleiding van en een plaatselijke journalist, die weer begeleiding van een lokaal mannetje regelde. Onbeschrijflijke armoede. Verder veel interviews en veel bezoeken aan projecten. Vrijdag het sluitstuk, een dag mee met MINUSTAH. En dan zaterdag weer terug, en dan zet ik wat foto's en een verslag online. Groeten allemaal.

Friday, 1 June 2007

Update

Wel, zondag voor de tweede keer naar Haiti, nu naar de hoofdstad Port-au-Prince. Ik heb een hele week gepland, dus pas zondag het weekend erop weer terug. Haiti is erg gecentraliseerd, alles zit in de hoofdstad, dus veel meer organisaties om mee te spreken dan in Cap-Haitien. Hopelijk nog wat tijd voor kleine toeristische uitstapjes, voorzover de veiligheidssituatie dat toelaat.
Het artikel over gevangenen is, eindelijk, gepubliceerd, en het artikel over Labadie is uit mijn handen en komt in het volgende nummer van Onze Wereld. Ook het werk voor een reeks artikelen over de Joodse geschiedenis in Sosúa is grotendeels gedaan.
Ik heb een reeks foto's over Labadie toegevoegd aan mijn Picasa album (het album stat onder het artikel over Labaee, eind April), krijg je een beeld van het contrast. Het artikel is, al zeg ik het zelf, echt heel aardig geworden.
Ik verblijf in Haiti in Petionville, een relatief welvarende suburb in de heuvels boven Port-au-Prince waar alle hotels zijn. Ik verwacht daar meer infrastuctuur dan in Cap-Haitien, dus wellicht ook meer mogelijkheid online te blijven, maar ik kan niets beloven.
Goed weekend iedereen.

Sunday, 27 May 2007

Quizje

Mijn blog kan wel wat interactiefs gebruiken, een klein testje om te kijken of er nog mensen lezen.
Dus, wat betekenen de volgende hier gebruikte woorden (niet googlen!)?

Guachimán
Jonrón
Carro
Blinblin

Sosúa


Afgelopen weekend was ik, na ruim twee maanden, voor het eerst hier op het strand, in zwembroek en in het water. Eerder al wel in spijkerbroek in Labadee in Haiti op het strand, maar dat was werk, en is toch anders. Nu was ik ook voor werk naar de badplaats in het Noorden van de Dominicaanse Republiek, Sosua. Het is een verschrikkelijk toeristendorp, met Hollanders met Heineken in cafe Zeezicht, Duitsers in hun schnitzelrestaurants, Britten in hun pub, Amerikanen in hun steak en burger restaurants, en zelfs Canadezen in hun eigen bars. Maar het dorp heeft een erg interessante geschiedenis, in 1940 gevestigd als kibboets achtige gemeenschap van Joodse vluchtelingen. Ik schrijf daarover, had een heel leuk interview met een 98-jarige oorspronkelijke vluchteling, een van de weingen die nog in leven zijn en in Sosua wonen. Werk dus, maar er was ook wat tijd voor het strand. En meteen flink verbrand, tsja eigen schuld dikke bult.
Sosua

Fruit van de week VI: Cajuilito Soliman


Naam: Cajuilito Soliman (Dom.), djamboe semarang/Java-appel (Nl.), Syzygium samarangense (Lt.)

Kleur: Roze, met formaat en vorm van een aardbei

Vruchtvlees: Wit

Smaak: Fris, als een appel

Prijs op straat: 10 pesos (€ 0,23) voor bakje van ongeveer tien

Friday, 18 May 2007

Honger

Het gaat de Dominicaanse Republiek economisch voor de wind, een van de allerhoogste groeicijfers ter wereld, boven de 10%. Maar die voorspoed sijpelt nog niet door tot alle lagen van de bevolking. Het is een land van grote extremen, een flinke welvarende middenklasse, maar ook een grote onderklasse op derde wereld niveau. Een deel van de bevolking leeft in sloppenwijken of op het platteland in armoede, en misschien niet de 47 % van Haïti, maar toch een aanzienlijk deel van de bevolking is ondervoed.
Terwijl de kindertjes in de sloppenwijken en de schoenpoetsertjes honger lijden wordt op de radio reclame gemaakt voor pilletjes om de eetlust van rijke kindertjes op te wekken. Het is toch altijd weer lastig als je verwende nestje zijn biefstuk niet lust, nietwaar? Dus hoor je op de radio een kind enthousiast roepen “hambre! hambre! mama tengo hambre!” (‘honger! honger! mama ik heb honger!’). Moeder opgelucht, eindelijk heeft kindlief honger. Dankzij de pilletjes.
Ikzelf lijdt geen honger, maar ben wel flink afgevallen. Dat kan komen doordat ik deze week met griep op bed lag, maar meer doordat je hier in de tropen denk ik gezonder eet. Meer vers fruit, minder behoefte aan vette snacks, en sowieso door de hitte meer dorst dan behoefte aan veel eten. Het geeft wel een probleem, een aantal van mijn broeken zijn me nu te wijd geworden. En hier nieuwe kopen is onbegonnen werk, die bestaan er gewoonweg niet in mijn lengte. Mischien dat ik maar eens wat van die pilletjes moet kopen.

Fruit van de week V: Chinola



Naam: Chinola (Dom.), Maracuyá (Sp.) Passievrucht (Nl.), Passiflora edulis (Lt.)
Kleur: Groen-geel-oranje
Vruchtvlees: oranje met veel zachte bruine pitjes
Smaak: Zoet-zuur, tussen sinasappel en citroen in
Prijs in de supermarkt: 69 pesos (€ 1,61) voor zak van een kilo

Saturday, 12 May 2007

Democracia Dominicana II

Vorig jaar was ik tijdens de parlementsverkiezingen in Santo Domingo. Zoals gebruikelijk in dit soort landen wordt er dan een batterij Westerse waarnemers ingevlogen, die na de verkiezingen hun oordeel gaven. Ze waren vorig jaar zeer tevreden over de Dominicaanse verkiezingen, geen onregelmatigheden, geen fraude, ‘een voorbeeld van vrije en eerlijke verkiezingen’. Iedereen blij, en de waarnemers vlogen weer naar huis.
Rechtreekse fraude, dubbel stemmen, manipuleren van het tellen van stemmen, sommige regio’s niet van stembiljetten voorzien, dat komt in de Dominicaanse Republiek inderdaad nauwelijks voor. Maar wat de waarnemers met hun bliksembezoeken missen is een voorbeeld van hoe democratie in de derde wereld nog niet half functioneert hoe het zou moeten, en hoe wij door dat misleidende label van ‘vrij en eerlijk’ dat in het Westen niet door hebben.

De grootste Dominicaanse politieke partij op het moment, de Partido de Liberacion Dominicana (PLD) heeft meer dan een miljoen leden, op een bevolking van 8 en een half miljoen. Ter vergelijking, het CDA heeft 69.000 leden, op een bevolking van 16 miljoen. Alles draait dan ook om ‘organisatie’, de PLD is op dit moment het best georganiseerd. Dominicaanse partijen hebben geen politiek-ideologisch programma, of hebben dat in elk geval niet meer.
De Dominicaanse democratie kent verschillende manieren om stemmen te werven, vrijwel alle volgens een clientelistisch systeem. Ten eerste kan je mensen simpelweg betalen om op je te stemmen. Maar dat is vrij prijzig. Het is natuurlijk geheim, maar zeer welingelichte bronnen vertellen me dat een stem 1500 pesos kost, €34,-, en dat alle partijen het doen. Het is ook vrij bewerkelijk, want hoe controleer je of iemand ook echt op jou heeft gestemd? Sinds enige tijd zijn mobiele telefoons in stemhokjes hier verboden. Niet omdat ze te veel overlast zouden geven, nee, maar omdat de fotocamera’s in telefoons gebruikt werden om bewijs te leveren dat op de betalende partij is gestemd.
Uitendelijk veel minder kostbaar is mensen door giften aan je te binden zodat ze uit zichzelf op je stemmen. In campagnetijd delen politieke partijen voedselpaketten, cement, kleren, en andere dagelijkse behoeften van de armen uit, vergezeld van petjes en T-shirts in partijkleuren, om hele dorpen gunstig te stemmen. De loyaliteit die deze relatieve kleinigheden op het platteland opleveren kan groot zijn. Een Engelse AIO hier op veldwerk vertelde me dat in het dorp waar hij zat een oud vrouwtje al jaren elke verkiezing op de PSRC stemt, omdat die partij haar twintig jaar geleden een kip gaf. En als de anderen je niets geven, waarom zou je dan op hen stemmen, ook al is je loyaliteit maar op één kip gebaseerd? En als je een vlaggenzwaaiende menigte nodig hebt, stuur je gewoon een paar pick-up trucks naar een dorp, geeft iedere rondhangende dorpsbewoner die kan lopen een fles rum, en je hebt je enthousiaste menigte.
Maar natuurlijk is niet iedereen met een kip te vangen. Daarvoor heb je de ‘botella’, letterlijk ‘fles’. Het heeft waarschijnlijk ook wat met die fles rum te maken, maar het slaat hier op het uitdelen van baantjes aan partijgenoten. Dan gaat het niet alleen om de hoogste posten op ministeries, maar om alle posten op ministeries, en bij alle overheidsdiensten, van hoog tot laag, van de generaal en de accountant tot de kok en de schoonmaker. Vandaar die één miljoen leden van de PLD. En vandaar die 800.000 leden van de tweede partij, de PRD, die alle 800.000 wachten tot het de volgende vier jaar hun beurt is. Als dat geen participatieve democratie is!
En dan heb je nog de weldenkende goed opgeleide rest die geen ‘botella’ nodig heeft, of er niet aan mee wil doen, en de marginalen die het aan netwerken ontbreekt. Het enige wat hen rest is uit wanhoop maar stemmen op de kandidaat die het meest integer overkomt, uit ijdele hoop dat hij (nog geen zij) eindelijk een eind maakt aan al die corruptie. Maar dat gebeurt nooit. Een president wordt nooit gekozen zonder ‘organisatie’, zonder de steun van een om kippen en/of werk smachtende achterban.Het echte probleem hierachter is dat in landen als de Dominicaanse Republiek er voor de vorm wel een democratie bestaat, maar dat het de overheid aan invloed en middelen ontbreekt om structureel beleid te maken om iets te veranderen. En ik ben ervan overtuigd, en met mij de politiek geograaf Peter Taylor, dat dat voor veel zogenaamd democratische ontwikkelingslanden als India of Brazilië of Zuid-Afrika of Indonesië, en zelfs minder democratische zoals Venezuela, geldt. Overheden in zulke landen hebben vergeleken met internationale organisaties, buitenlandse investeerders en mondiale ontwikkelingen te weinig invloed op de economie van hun land, er zijn teveel mensen die niet structureel en op lange termijn, maar direct van alles broodnodig hebben, en de beastinginkomsten zijn lang niet voldoende om een structureel sociaal systeem op te zetten. Dus geef je mensen af en toe een kip of een zak cement, of een overheidsbaan. En elke vier jaar vrije en eerlijke verkiezingen.

Monday, 7 May 2007

Democracia Dominicana


Gisteren waren niet alleen de Franse presidentsverkiezingen, maar ook de Dominicaanse ‘primaries’ voor de Presidentsverkiezingen van de regeringspartij, PLD. Voor het geval je het gemist hebt, de huidige President Leonel Fernandez won met ruime marge van zijn uitdager Danilo Medina.
De kosten, intensiteit, en duur van verkiezingen hier, inclusief voorverkiezingen, is vanuit Nederland, waar voor interne partijverkiezingen bij wijze van spreken drie keer een cafe wordt afgehuurd voor een debatje, moeilijk te vatten. Maandenlang spenderen de kandidaten voor het kandidaatschap miljoenen aan campagnes, op TV is ongeveer de helf van alle reclames politiek, de nieuwsprogramma’s praten over bijna niets anders, en de partijbijeenkomsten worden niet gehouden in achterafzaaltjes of in de RAI voor een handvol verveelde bezoekers, maar in enorme stadions met tienduizenden uitzinnige supporters.
De Dominicaanse politiek draait op alle niveaus volledig om de poppetjes, en campagnes zijn volledig op de persoon van de leider gericht. Enig inhoudelijk debat, een programma, of zelfs loze beloftes ontbreken volledig. Het blijft beperkt tot algemene slogans over de capaciteiten van de beoogde leider. En om de afstand met de leider te verkleinen staan politici bekend bij hun voornaam: President Leonel, die Hipólito opvolgde, en nu campagne voerde tegen Danilo. Het zijn allemaal wel aparte voornamen, als je José of Maria heet kan je vast geen groot Dominicaans politicus worden. Dit leidt tot soms wel erg infantiele reclames, zoals die van Leonel die zijn populariteit probeert te vergroten door het introduceren van het op zijn voornaam gebaseerde ‘L-teken’, met duim en wijsvinger (en daarbij ook gebruik makend van de woordspeling waarbij ‘L’ als ‘El’ wordt uitgesproken, en dat beketent ‘Hij’) (zie foto, 'Improviseert niet. Alleen met Leonel win je'). In zijn reclamespotjes loopt heel Santo Domingo elkaar lachend het L-teken te geven, maar in de echte wereld ben ik het nog niet tegen gekomen.

Saturday, 5 May 2007

Fruit van de week IV: Caña



Naam: Caña (Sp.), Suikerriet (Nl.), Saccharum (Lt.)
Kleur: Bruin na oogst
Vruchtvlees: geel-wit, taai en korrelig
Smaak: Zoet, suikerwater met sterke rietsuikersmaak
Prijs op straat: 15 pesos (€ 0,34) voor drie stengels


Ter gelegenheid van mijn bezoek aan de andere kant van het eiland, suikerriet. Traditioneel de ruggegraat van de Dominicaanse economie, en de bron van enorme welvaart voor Frankrijks meest produktieve kolonie in de 18e eeuw, Saint-Domingue (het huidige Haiti). Toen haalden de Fransen grote hoeveelheden slaven naar Haiti, om suikerriet te kappen. Tegenwoordig trekken Haitianen massaal naar de Dominicaanse Republiek, om suikerriet te kappen.

Strikt gezien is suikerriet natuurlijk geen fruit, meer een uit de kluiten gewassen gras, maar het wordt hier net als fruit op straathoeken verkocht. Je kan erop kauwen, om er een zoet sap uit te zuigen. Best lekker, maar een halve stengel is mij wel genoeg.

Friday, 4 May 2007

Boekenweken


Dominicanen zijn in het algemeen geen grote lezers. Dat heeft in de eerste plaats met educatieve en economische beperkingen te maken. Boeken zijn duur, als je net geld hebt voor een bord rijst en bonen, en mensen die zich hebben opgewerkt tot de middenklasse hebben vaak thuis niet leren boeken lezen en geen lezende rolmodellen gehad in hun huis en dorp. Aan de andere kant hebben de meeste mensen vaak wel een televisie, maar geen boekenkast. Er is dan ook een culturele oorzaak, Dominicanen zijn erg sociaal, hebben grote families, en kennen niet zoveel momenten alleen of samen thuis op de bank als wij. En lezen in gezelschap, dat doe je niet.
De infrastructuur is hier ook op aangepast. In de comfortabele moderne intercity touringbussen hier heb je wel airco en televisies, maar geen leeslampjes om als het donker wordt tijdens de soms uren durende reis wat te lezen. Een deel van de middenklasse en elite leest natuurlijk wel, maar begeeft zich niet zo vaak in het openbaar vervoer en andere plaatsen voor het plebs. Het valt dan ook extra op als er eens iemand wel in een wachtkamer of in de bus een boek leest. En soms zijn mensen die wel lezen daar erg enthousiast mee. Zo zag ik gisteren een mevrouw een boek lezen in de auto in het trage verkeer tijdens de spits, achter het stuur. En laatst zag ik een meisje een boek lezen achter op de motortaxi, in volle vaart.
En, de jaarlijkse international boekenbeurs van Santo Domingo, de Feria del Libro, is een van de grootste evenementen van het jaar, erg druk bezocht, en anders dan ik dacht echt besteed aan boeken, niet met een overdaad aan verstrooiende randprogramma's. Het duurt twee weken, en op een doordeweekse avond was het er vol schoolkinderen, en families die boeken voor hun kinderen kochten. Misschien doen ze dat maar een keer per jaar tijdens de Feria, maar het is een begin.
Feria del Libro

Wednesday, 2 May 2007

Haitien(ne)s


Het schijnt dat kinderen in ontwikkelingslanden Westerse bezoekers graag om pennen vragen, of misschien is dat iets van vroeger. In Haiti heb ik geen interesse in pennen gemerkt, wel willen veel mensen graag op de foto. Een deel wil absoluut niet gefotografeerd worden en kan boos worden als je wel een foto neemt, maar voor veel Haitianen, vooral kinderen, is op de foto gaan iets speciaals. Zeker als ze daarna het resultaat op een schermpje van een digitale camera kunnen zien. Ze nemen het poseren erg serieus, maar het levert ze niet zoveel op, niemand heeft een e-mailadres waar ik het naar toe zou kunnen sturen.

Monday, 30 April 2007

Haiti I - De grens over


Gisteren, zondagavond kwam ik weer veilig terug in Santo Domingo, na een terugreis die voorspoediger ging dan gehoopt. Eigenlijk is het hele bezoek aan Haiti erg goed verlopen. Ik zou bijna zeggen, neem het vliegtuig, een aanrader! Nu ja, zo ver is het land nog niet, maar het is zoals me al voorspeld was rustig in het Noorden. Zelfs zo rustig dat de mensen in Cap-Haitien hopen op regionale reiswaarschuwingen van Europese en Amerikaanse ministeries van buitenlandse zaken, waarbij het negatieve reisadvies wordt beperkt tot de regio van de hoofdstad Port-au-Prince meer in het Zuiden. Blijft dat ook in het Noorden altijd de mogelijkheid bestaat dat van de ene op de andere dag de vlam weer in de pan slaat, dat er geen overheid is die voor veiligheid en infrastructuur zorgt, dat echt alle wegen dramatisch slechte ongeasfalteerde karresporen zijn, en dat de de grote meerderheid van de bevolking ongelooflijk arm is.
Woensdag gebruikte ik om van Santo Domingo naar het grensstadje Dajabon te reizen, in comfortabele touringbus, en de nacht nog in de Dominicaanse Republiek door te brengen. Een erg slaperig stadje, met een erg simpel hotelletje voor € 10,- per nacht, een pleintje, kerkje, en een Haitiaans consulaat op 50 meter van de grens. Het voelde als stilte voor de storm.
De grens gaat om 9 uur ’s ochtends open, een echte grens, niet dat softe Europese gedoe, met militaren, een poort om het land te verlaten, en een brug over de grensrivier die ’s nachts hermetisch wordt afgegrendeld door een hek. Die rivier wordt trouwens gebruikt voor een wel heel open smokkel van kippen en andere handel door Haitianen die door de rivier waden en van alles over het hek krijgen aangereikt. Na het verkrijgen van de nodige stempels en achterlaten van nogal wat dollars om het land uit te mogen kon ik de grens over. Achter het hek stap je meteen een andere wereld in van stoffige ongeasfalteerde wegen, blootvoetse kinderen in lompen, waar alle bomen zijn omgehakt, en iedereen 'nèg' is. Het verschil is onmiddelijk zichtbaar, en deze grens scheidt een van de grootste verschillen in welvaart en politieke stabiliteit ter wereld, zoals tussen de VS en Mexico, Noord- en Zuid-Korea, Thailand en Myanmar, en misschien nog een paar. Ik liep de grens over tussen jongens die karren met grote blokken ijs van Dajabon naar de stad Ouanaminthe aan de Haitiaanse kant brachten. In Dajabon heb je vriezers en electriciteit, in Ouanaminthe ook vriezers, maar geen electriciteit.
Aan de andere kant moest ik nieuwe stempels halen, meer dollars betalen, en ik was binnen. Vervolgens achterop de motor naar de tap-tap naar Cap-Haitien. Tap-taps zijn de Haitiaanse gua-guas, bussen. Extreem oncomfortabel, maar ik kocht voor een relatief exorbitant bedrag een plaatsje op de passagiersstoel van een pick-up volgeladen met mensen en kippen naar Cap-Haitien. Nog steeds een ruige rit van twee uur over een hobbelig zandpad. Overal langs de weg houten of lemen boerenhutjes, stof, en blote kindertjes. De droogte en het stof is een enorm verschil met de Dominicaanse Republiek, waar niet alle bomen zijn gekapt voor houtskool, met alle erosie die dat veroorzaakt. De slechte staat van de weg heeft gevolgen voor de auto’s, vrijwel allemaal oude Toyota pick-ups (bekend van Top Gear!): om de vijfhonderd meter zie je of een bus met panne, of een verlaten en wegroestende ‘machin’. Maar wij haalden het en bereikten vies maar veilig Cap-Haitien.
Haiti - crossing the border

Haiti II - Cap-Haitien


Cap-Haitien is een stad van 700.000 inwoners, waarvan meer dan de helft geen stromend water heeft, met twee vuilniswagens, en geen enkel gebouw van meer dan vier verdiepingen. In tegenstelling tot Port-au-Prince is er geen kidnap-epidemie en is het vrij veilig. Je kan er in de rustige wijken aan de noordkant rondlopen, zelfs ’s nachts, hoewel dat laatste door het ontbreken van straatverlichting bij het licht van een paar huizen wat unheimisch is. Eigenlijk voel je je nog het meest onveilig door de voortdurende aanwezigheid van witte VN-wagens die je eraan herinneren dat het elders in het land minder rustig is.
Mijn hotel Mont-Joli lag ook aan de noordkant, op een heuvel, met prachtig uitzicht over de stad. Er zijn geen toeristen, behalve Haitianen uit Miami, New York, Toronto en Montreal op familiebezoek. Cap-Haitien heeft maar twee hotels, beide in de luxe categorie, met zwembad, airco, bar, restaurant met goed Creools en Frans eten, etc. De gasten zijn de voorgenoemde Haitiaanse Amerikanen, ontwikkelingswerkers, en soms een journalist. Ook de nog achtergebleven buitenlanders, vrijwel allemaal al tientallen jaren in Haiti wonend, en de meesten met een functie als consul of iets dergelijks, komen er ’s avonds eten of een glaasje drinken aan de bar. Vanuit Nederland lijkt het misschien genant om zo in relatieve luxe te baden terwijl de rest van de bevolking honger lijdt. Maar bedenk dat er in een land als Haiti geen middenklasse is, en dus ook geen voorzieningen voor een middenklasse. Het is daarom niet mogelijk om zoals in de Dominicaanse Republiek – waar ook veel armoede is – ervoor te kiezen wat bescheidener te leven als de lokale middenklasse. In een land als Haiti is het alternatief voor het leven als de lokale elite het leven als de straatarme rest van de bevolking.
Cap-Haitien was eens ‘het Parijs van de Antillen’, hoewel het meer weg heeft van New Orleans, met van die houten huizen met balkons. Maar dan wel een stoffige versie van New Orleans. Wat opvalt in vergelijking met de Dominicaanse Republiek is het bijna totale ontbreken van tekens van een moderne consumptiemaatschappij, geen fast-food, zelfs geen lokale versies ervan, en nauwelijks winkels die meer dan de meest basale dingen verkopen. Wel openluchtmarkten, mecaniciens en fietsenmakers, en loterijkantoortjes. Er is altijd nog hoop, nietwaar? Die heten, ironisch misschien, vaak 'Patience'. In Haiti is er misschien wel hoop, maar het kan even duren...
Een heel opvallend verschil met de Domincaanse Republiek is ook de rust. Ik had een nog veel grotere en luidere chaos verwacht, maar hoewel er in sommige wijken extreem veel mensen op straat zijn, is er nauwelijks gemotoriseerd verkeer behalve de tap-taps, en geen keiharde muziek op straat. Haitianen zijn sowieso een stuk rustiger, ingetogener dan Dominicanen. Het ritme op straat doet niet drukdoenerig Latijns, maar traag Afrikaans aan. Dat geldt ook voor de populairste popmuziek, kompa, die erg Afrikaans klinkt.
Je wordt als blanke overal waar je komt eerst wantrouwend aangekeken, tot je met een vrolijk ‘bonjour’ een voorzichtige glimlach losmaakt. En waar je in Santo Domingo voortdurend als ‘Americaaaaaano’ wordt nageroepen, is dat in Haiti ‘blan, blan’. ‘Blan’ is het Creoolse woord voor buitenlander, Mandela is ook een ‘blan’. Maar ongemakkelijk voelt het toch wel, als een schoolklas wordt geinstrueerd je met ‘bonjou mesye blan’ (bonjour monsieur blanc) te groeten. Hoewel Frans de officiele taal is, spreekt maar een zeer klein deel van de bevolking het, de rest alleen Kreyòl. Geschreven Creools lijkt op phonetisch Frans, maar gesproken is het onverstaanbaar, met Afrikaanse zinsbouw en intonatie.
Iedereen op straat is straatarm, en je wordt voortdurend om een dollar gevraagd. Soms maken ze daarbij een teken met hun hand langs hun nek, alsof ze je de keel willen afsnijden als je niets geeft. Dat is in het begin best eng, maar is gewoon het Haitiaanse gebaar voor ‘ik heb honger’.
Donderdagavond had ik een interview met een Haitiaanse medewerker van Oxfam, die me vertelde over Cap-Haitien, de politieke en economische situatie, en de impact op de regio van het Labadee cruise-resort, waarvoor ik was gekomen.
Haiti - Cap-Haitien

Haiti III - Labadee ®

Vrijdag vroeg meldde mijn gids en Creoolse vertaler Léandre zich bij mijn hotel in zijn Toyota Hilux. Léandre werkt normaal voor telefoonmaatschappij Digicel, en is zeker een welvarende Haitiaan, die naast Creools ook Frans, Spaans en Engels spreekt. Voor honderd dollar voor de hele dag, inclusief auto, was hij mijn gids, dat is ongeveer het minimum tarief voor gidsen die door journalisten en ontwikkelingswerkers betaald worden. Voor de meeste Haitianen die het geluk hebben uberhaupt een baan te hebben is het een maandloon. Ik kwam aan mijn gids door een prachtige netwerk-keten. De Britse Oxfam-medewerkster in Santo Domingo die ik ken, Ilana, heeft me in contact gebracht me Fe, een Amerikaans-Maagdeneilandse journaliste in Santo Domingo, die me aanraadde de Amerikaanse Haiti-kenster Elizabeth op te zoeken, die me introduceerde bij Edwin, een voormalige Haitiaanse consul in de Dominicaanse Republiek, die Martine in Cap-Haitien voor me aan het werk zette, die vervolgens Léandre voor me regelde.
Het bezoek aan Cap-Haitien van drie dagen was een mooie test voor een langer bezoek later in mei aan Port-au-Prince. Maar het hoofddoel was een bezoek aan Labadie voor een reportage, en een reeks interviews eromheen, voor een vrij omvangrijk artikel. Labadie is een prachtige baai ten noordwesten van Cap-Haitien, met prachtige stranden. Labadie is 20 jaar geleden geleased door de cruise-maatschappij Royal Caribbean, en ontwikkeld als ‘private destination’. Dat wil zeggen dat het is omgedoopt tot Labadee, en met een streng bewaakte hek van de buitenwereld afgesloten. In het weekend kunnen rijke Haitianen er voor 2 dollar naar binnen, maar doordeweeks komen er cruise-schepen die duizenden gasten op het strand dumpen, om watersporten te doen, te jetskien, zonnebaden, hamburgers en hotdogs van het buffet te eten, of om de ‘authentic Haitian fleamarket’ te bezoeken. Toen ik er was lag het grootste passagiersschip ter wereld, de Freedom of the Seas, er, en liepen er een goede vierduizend toeristen rond.
Vanwege de veiligheidssituatie mogen ze het hek niet uit, en de meesten hebben geen idee van de situatie aan de andere kant van het hek, of dat ze uberhaupt in Haiti zijn. Het was nog vrij lastig om te regelen dat ik er op cruise-dag binnen te komen, maar de dochter van de erg behulpzame Nederlandse consul werkt voor Royal Caribbean, en dat hielp. Ik kreeg een rondleiding van haar, had een interview met de site-manager, wat interviews met toeristen, en Léandre regelde een bezoek aan het dorp Labadie, dat alleen per boot bereikbaar is, en waar de meeste Haitiaanse werknemers van het resort vandaan komen. Ook daar had ik een paar interviews, met Creools-Franse vertaling.
Het verliep allemaal erg soepel, prachtig materiaal, veel voorspoediger dan ik gehoopt had. Het wordt vast een mooi artikel. En ’s avonds kon dat gevierd worden toen de eigenaar van het hotel, een jonge in Haiti geboren Amerikaan die het van zijn ouders geerfd had, en de Duitse consul, van een al sinds 1832 in Haiti wonende Duitse familie, me meenamen naar een lokale bar. De clientele van La Kaye bestond uit de elite van Cap-Haitien en VN-medewerkers, maar de sfeer was erg down-to-earth en hartelijk, niets van het patserige, arrogante, geforceerd hippe wat het gros van de Dominicaanse elite heeft.
Voordat ik weet welke foto's voor bij het artikel nodig zijn hier geen foto’s van Labadie, alleen van de omgeving.
Haiti - Labadie

Haiti IV - Les folies de Roi Christophe


Het reportage-werk ging donderdagmiddag en vrijdag zo voorspoedig, dat ik de hele zaterdag had voor toerisme. Martine was zo lief een programma uit te stippelen, een auto en besturder te regelen, en me de hele dag op sleeptouw te nemen. Eerst naar een door Costa Rica gefinancierd SOS-kinderdorp voor weeskinderen dat ze runt. Een oase van rust met schattige kindertjes die anders op straat terecht zouden komen, en nu naar school gaan, en een net huis hebben. Er is natuurlijk maar plaats voor een klein deel van de vele arme kinderen, maar het is goed te zien dat een deel van de ontwikkelingshulp iets waardevols oplevert. Haiti is het meest corrupte land ter wereld, en veel ontwikkelingshulp eindigt in de zakken van politici, en de salarissen en reizen van ontwikkelingshulpwerkers.
Daarna over een verschrikkelijk slechte weg naar het dorp Milot, het Versailles van Haiti. Haiti was na de VS de eerste kolonie die zich onafhankelijk maakte, al in 1804. De bevolking bestond vooral uit slaven, en de door de Franse revolutie veranderde houding ten opzichte van slavernij in Frankrijk zorgde ervoor dat een slavenopstand succes had. Maar de eerste decennia liepen al snel uit in anarchie, en het noorden werd geteisterd door de dictatuur van een voormalige slaaf, Henri Christophe die zich tot koning uitriep. Roi Christophe had megalomane trekken, en dwong duizenden net bevrijde slaven in Milot een kathedraal, een paleis - Sans Souci - dat kon wedijveren met Versailles, en als meesterwerk een gigantisch fort op een 900 meter hoge berg boven het dorp te bouwen.
Het paleis werd na zijn dood verwoest, maar het fort, ontworpen door een Schot, bleek onverwoestbaar, en staat er nog steeds. Als Haiti niet zo onbereikbaar voor toeristen zou zijn zou het een van de allergrootste toeristische attracties van de Caraiben zijn. In een Machu Picchu achtige setting, met een ongelooflijk uitzicht over de bergen rondom, en in een land als Haiti, is het werkelijk een absurd en onwaarschijnlijk bouwwerk. De weg omhoog, zeven steile kilometers over een door dictator Baby Doc in de jaren tachtig aangelegde steenweg, door de jungle, ongeveer anderhalf uur per paard, is al prachtig met steeds spectaculairdere uitzichten over Milot en de vlakte tot Cap-Haitien en de zee. Het fort is reusachtig, zeker groter dan welk kasteel of fort uit Europa dat ik ken, en dat op een berg in Haiti, tussen 1805 en 1820 gebouwd door een land van zich vrijgevochten slaven. Ik had een gids, een oude man ook te paard, en twee jongetjes die achter mijn paard aanholden om het aan te sporen. Mijn gids vertelde nogal spectaculaire aangedikte verhalen vol jaartallen en cijfers van tienduizenden bij het bouwwerk overleden slaven. Boven waren opvallend genoeg nogal wat andere bezoekers; behalve een schoolklas van gegoede Haitiaanse kinderen ook een groep Amerikaanse protestantse missionarissen, en een paar VN-medewerkers. Al met al een van de meest spectaculaire en wonderlijke bezienswaardigheden die ik me kan herinneren ooit te hebben bezocht, en dat in Haiti. Vandaar, zodra de kust veilig is, aarzel niet, neem het vliegtuig, en boek je vakantie naar Haiti.
Haiti - La Citadelle and Palace Sans Souci

Haiti V - terug naar de Dominicaanse Republiek


Zondag was alweer mijn terugreisdag. Gerustgesteld door de hoteleigenaar over de veiligheidssituatie liep ik de anderhalve kilometer door de stad van het hotel naar het tap-tap-‘station’. Een mooie gelegenheid om veel foto’s te nemen. Het was stralend zonnig weer, en iedereen kleedt zich zondag op zijn best om naar de kerk te gaan. Bijna alle Hiatianen praktiseren Voodoo en zijn katholiek, dat gaat prima samen. Nog veel meer dan in de Dominicaanse Republiek het geval is zie je overal religieuze slogans, vooral op tap-taps. Martine had nog geprobeerd me bij een Voodoo-ceremonie te introduceren, maar had er zaterdagnacht geen gevonden. Nu ja, dan blijft er nog iets over voor de volgende keer.
Terug naar Ouanaminthe besloot ik in plaats van de passagiersstoel de normale passagiersruimte van de tap-tap te nemen. Met zijn dertigen op elkaar geperst, twee uur bonkend en trillend over de zand en gravelweg vol gaten, met ramen open tegen de hitte waardoor alles met een laag stof wordt bedekt, misschien een goede boetedoening voor de luxe van het hotel met zwembad en airco. En natuurlijk was ik de enige banke, de enige die geen Creools sprak tussen passagiers die niets anders dan Creools spraken, en waren mijn kleren evenveel waard als de tweedehands afdankertjes uit de VS van alle 29 anderen bij elkaar.
Maar al om twaalf uur was ik in Ouanaminthe (waar bij aankomst de kerk net uit ging, en een grote stroom mensen in hun zondagse pak met stoeltjes voor tijdens de dienst op hun hoofd me tegemoet kwam), een half uur lopen tot aan de grens, stempels halen, en ik was weer terug in de Dominicaanse Republiek. De geasfalteerde wegen, pizzarestaurants, cafés met electriciteit, billboards in plaats van met de hand geverfde reclames, auto’s, en de airco van de touringbus terug naar Santo Domingo gaven me de indruk in een soort netjes aangeharkt en geregeld Zwitserland te zijn aanbeland. En het werd er meteen flink ingepeperd dat de Dominicaanse Republiek geen VN-militairen nodig heeft, maar zijn eigen leger heeft. Op de weg terug moest de bus vijf keer stoppen bij een militair check-point, en werden alle passagiers met donkere huidskleur (= Hatiaan = arm = potentiele illegale immigrant) om hun paspoort gevraagd.

Haiti - back to the DR

Friday, 27 April 2007

Groeten dankzij globalisering

Ik zit in een van de allerarmste landen ter wereld. OK, er is airco noch ventilatie (en ik zweet me de pleuris) noch licht noch andere mensen die klaarblijkelijk de prijs van het internetcafe kunnen betalen, de straten in zelfs de beste wijken zijn kapot en stoffig, zo ongeveer de helft van de auto's in de stad is van VN-soldaten, de sloppenwijken die ik vanwege de veiligheidssituatie alleen nog uit de auto van afstand heb gezien zijn onbeschrijflijk, meer dan de helft van de inwoners van de stad heeft al sinds 1990 geen stromend water, in het zeer luxueuze hotel waar ik samen met enkele achtergebleven expats, ontwikkelingswerkers en rijke stadbewoners 's avonds een glaasje rum naast het zwembad met uitzicht over de stad drink kan niet naar mobiele telefoons getelefoneerd worden, moet je bij de receptie zelf een pen leveren om je in te checken en heeft de ober maritieme studies gestudeerd maar kan absoluut geen andere baan vinden, door de muziek, het ritme, het stof, de mensen en de chaos waan je je meer in Afrika dan in de Caraiben, en iedereen op straat van jong tot oud vraagt voordturend om 'un dollar' of roept blan! blan! (' blanc' = buitenlander). Maar, ik kan jullie de groeten doen, terwijl ik een coca-cola drink, uit Cap-Haitien!

Tuesday, 24 April 2007

Foto's nieuw appartement


Nogal laat, toch nog wat foto's van mijn nieuwe appartement. Het interieur in dezelfde stijl als het vorige, maar jammer genoeg zonder de schilderijen die daar hingen. Het is wel wat mooier en netter afgewerkt.


Morgen vertrek ik naar Haiti, alles is geregeld, hoewel ongetwijfeld niet alles volledig volgens planning zal gaan. Dat gaat het hier in de Dominicaanse Republiek al niet, dus een dosis flexibiliteit zal in Haiti zeker nodig zijn. Woensdag ga ik naar de Dominicaanse grensstad Dajabon, en donderdagochtend de grens over, Afrika in.... . En dan tot en met zondag in Cap-Haitien, en maandag weer terug in Santo Domingo. De komende dagen geen berichten dus, maar ik zal volgende week uitgebreid verslag uitbrengen van de échte derde wereld.

Sterke vrouwen


Aan de rand van de Zona Colonial ligt een plein met een park, het Parque Independencia. Goed aansluitend bij de naam van het plein is het nogal volgepropt met uitingen van Dominicaanse patriotisme: het graf van de drie onafhankelijkheidsstrijders, grote beelden in wit marmer, soldaten in de houding in ceremonieel uniform, vlaggen, dat soort zaken. Maar het hek om het park wordt de laatste jaren gebruikt voor iets veel aardigers, een openlucht fototentoonstelling. Toen ik hier de eerste keer was hing de expositie van fotos van Yann-Arthus Bertrand er, Earth from the Air, die ook bij de Stopera heeft gestaan. Vrig jaar in Mei was het een expositie van historische foto's van Dominicaanse politiek, revoluties, en brugeroorlog in de jaren 50 tot 80. En afgelopen maand waren er twee exposities, één artistiek en progressief, de ander kitscherig en conservatief. De laatste was een reeks zeer zoetsappige 'schilderijen' van het leven van de vader des vaderlands, Juan Pablo Duarte. Toppunt van patriottisme en heldenverering. De andere is een prachtige serie van 100 portretten van sterke vrouwen, feministen, professoren, activisten, vrouwen in typische mannenberoepen. Erg mooie foto's bovendien van een Dominicaanse fotografe. Maar al te veel reden om trots te zijn op de positie van de vrouw is er in deze macho-maatschappij niet, mannen hebben het nog bijna overal voor het zeggen. Maar misschien dat een tentoonstelling als deze daar wel een beetje verandering in kan brengen, en kan bijdragen aan de emancipatie die ook hier bij de jongere generaties voorzichtig aan de gang is.