Zondag was alweer mijn terugreisdag. Gerustgesteld door de hoteleigenaar over de veiligheidssituatie liep ik de anderhalve kilometer door de stad van het hotel naar het tap-tap-‘station’. Een mooie gelegenheid om veel foto’s te nemen. Het was stralend zonnig weer, en iedereen kleedt zich zondag op zijn best om naar de kerk te gaan. Bijna alle Hiatianen praktiseren Voodoo en zijn katholiek, dat gaat prima samen. Nog veel meer dan in de Dominicaanse Republiek het geval is zie je overal religieuze slogans, vooral op tap-taps. Martine had nog geprobeerd me bij een Voodoo-ceremonie te introduceren, maar had er zaterdagnacht geen gevonden. Nu ja, dan blijft er nog iets over voor de volgende keer.
Terug naar Ouanaminthe besloot ik in plaats van de passagiersstoel de normale passagiersruimte van de tap-tap te nemen. Met zijn dertigen op elkaar geperst, twee uur bonkend en trillend over de zand en gravelweg vol gaten, met ramen open tegen de hitte waardoor alles met een laag stof wordt bedekt, misschien een goede boetedoening voor de luxe van het hotel met zwembad en airco. En natuurlijk was ik de enige banke, de enige die geen Creools sprak tussen passagiers die niets anders dan Creools spraken, en waren mijn kleren evenveel waard als de tweedehands afdankertjes uit de VS van alle 29 anderen bij elkaar.
Maar al om twaalf uur was ik in Ouanaminthe (waar bij aankomst de kerk net uit ging, en een grote stroom mensen in hun zondagse pak met stoeltjes voor tijdens de dienst op hun hoofd me tegemoet kwam), een half uur lopen tot aan de grens, stempels halen, en ik was weer terug in de Dominicaanse Republiek. De geasfalteerde wegen, pizzarestaurants, cafés met electriciteit, billboards in plaats van met de hand geverfde reclames, auto’s, en de airco van de touringbus terug naar Santo Domingo gaven me de indruk in een soort netjes aangeharkt en geregeld Zwitserland te zijn aanbeland. En het werd er meteen flink ingepeperd dat de Dominicaanse Republiek geen VN-militairen nodig heeft, maar zijn eigen leger heeft. Op de weg terug moest de bus vijf keer stoppen bij een militair check-point, en werden alle passagiers met donkere huidskleur (= Hatiaan = arm = potentiele illegale immigrant) om hun paspoort gevraagd.
Terug naar Ouanaminthe besloot ik in plaats van de passagiersstoel de normale passagiersruimte van de tap-tap te nemen. Met zijn dertigen op elkaar geperst, twee uur bonkend en trillend over de zand en gravelweg vol gaten, met ramen open tegen de hitte waardoor alles met een laag stof wordt bedekt, misschien een goede boetedoening voor de luxe van het hotel met zwembad en airco. En natuurlijk was ik de enige banke, de enige die geen Creools sprak tussen passagiers die niets anders dan Creools spraken, en waren mijn kleren evenveel waard als de tweedehands afdankertjes uit de VS van alle 29 anderen bij elkaar.
Maar al om twaalf uur was ik in Ouanaminthe (waar bij aankomst de kerk net uit ging, en een grote stroom mensen in hun zondagse pak met stoeltjes voor tijdens de dienst op hun hoofd me tegemoet kwam), een half uur lopen tot aan de grens, stempels halen, en ik was weer terug in de Dominicaanse Republiek. De geasfalteerde wegen, pizzarestaurants, cafés met electriciteit, billboards in plaats van met de hand geverfde reclames, auto’s, en de airco van de touringbus terug naar Santo Domingo gaven me de indruk in een soort netjes aangeharkt en geregeld Zwitserland te zijn aanbeland. En het werd er meteen flink ingepeperd dat de Dominicaanse Republiek geen VN-militairen nodig heeft, maar zijn eigen leger heeft. Op de weg terug moest de bus vijf keer stoppen bij een militair check-point, en werden alle passagiers met donkere huidskleur (= Hatiaan = arm = potentiele illegale immigrant) om hun paspoort gevraagd.
Haiti - back to the DR |
No comments:
Post a Comment