Gisteren, zondagavond kwam ik weer veilig terug in Santo Domingo, na een terugreis die voorspoediger ging dan gehoopt. Eigenlijk is het hele bezoek aan Haiti erg goed verlopen. Ik zou bijna zeggen, neem het vliegtuig, een aanrader! Nu ja, zo ver is het land nog niet, maar het is zoals me al voorspeld was rustig in het Noorden. Zelfs zo rustig dat de mensen in Cap-Haitien hopen op regionale reiswaarschuwingen van Europese en Amerikaanse ministeries van buitenlandse zaken, waarbij het negatieve reisadvies wordt beperkt tot de regio van de hoofdstad Port-au-Prince meer in het Zuiden. Blijft dat ook in het Noorden altijd de mogelijkheid bestaat dat van de ene op de andere dag de vlam weer in de pan slaat, dat er geen overheid is die voor veiligheid en infrastructuur zorgt, dat echt alle wegen dramatisch slechte ongeasfalteerde karresporen zijn, en dat de de grote meerderheid van de bevolking ongelooflijk arm is.
Woensdag gebruikte ik om van Santo Domingo naar het grensstadje Dajabon te reizen, in comfortabele touringbus, en de nacht nog in de Dominicaanse Republiek door te brengen. Een erg slaperig stadje, met een erg simpel hotelletje voor € 10,- per nacht, een pleintje, kerkje, en een Haitiaans consulaat op 50 meter van de grens. Het voelde als stilte voor de storm.
De grens gaat om 9 uur ’s ochtends open, een echte grens, niet dat softe Europese gedoe, met militaren, een poort om het land te verlaten, en een brug over de grensrivier die ’s nachts hermetisch wordt afgegrendeld door een hek. Die rivier wordt trouwens gebruikt voor een wel heel open smokkel van kippen en andere handel door Haitianen die door de rivier waden en van alles over het hek krijgen aangereikt. Na het verkrijgen van de nodige stempels en achterlaten van nogal wat dollars om het land uit te mogen kon ik de grens over. Achter het hek stap je meteen een andere wereld in van stoffige ongeasfalteerde wegen, blootvoetse kinderen in lompen, waar alle bomen zijn omgehakt, en iedereen 'nèg' is. Het verschil is onmiddelijk zichtbaar, en deze grens scheidt een van de grootste verschillen in welvaart en politieke stabiliteit ter wereld, zoals tussen de VS en Mexico, Noord- en Zuid-Korea, Thailand en Myanmar, en misschien nog een paar. Ik liep de grens over tussen jongens die karren met grote blokken ijs van Dajabon naar de stad Ouanaminthe aan de Haitiaanse kant brachten. In Dajabon heb je vriezers en electriciteit, in Ouanaminthe ook vriezers, maar geen electriciteit.
Aan de andere kant moest ik nieuwe stempels halen, meer dollars betalen, en ik was binnen. Vervolgens achterop de motor naar de tap-tap naar Cap-Haitien. Tap-taps zijn de Haitiaanse gua-guas, bussen. Extreem oncomfortabel, maar ik kocht voor een relatief exorbitant bedrag een plaatsje op de passagiersstoel van een pick-up volgeladen met mensen en kippen naar Cap-Haitien. Nog steeds een ruige rit van twee uur over een hobbelig zandpad. Overal langs de weg houten of lemen boerenhutjes, stof, en blote kindertjes. De droogte en het stof is een enorm verschil met de Dominicaanse Republiek, waar niet alle bomen zijn gekapt voor houtskool, met alle erosie die dat veroorzaakt. De slechte staat van de weg heeft gevolgen voor de auto’s, vrijwel allemaal oude Toyota pick-ups (bekend van Top Gear!): om de vijfhonderd meter zie je of een bus met panne, of een verlaten en wegroestende ‘machin’. Maar wij haalden het en bereikten vies maar veilig Cap-Haitien.
Haiti - crossing the border |